Gremolata: alles wat je moet weten + het basisrecept

De frisse tegenhanger van alles wat lang heeft staan sudderen — over frisheid, zuur en waarom sommige gerechten ineens kloppen

Direct naar het recept

Gremolata: klein ingrediënt, groot verschil

Gremolata is zo’n element dat op papier bijna niks voorstelt, maar op je bord het verschil maakt.
Een handje peterselie, wat citroenrasp, een teentje knoflook. Fijngehakt, rauw, los. Meer is het niet. En toch: een wereld van verschil wanneer je het weglaat bij een stevige stoof of zoiets als ossobuco.Een saus met een vorstelijk verleden

Wat is gremolata eigenlijk? (en wat het vooral níet is)

Ze noemen het een condiment — een verzamelnaam voor iets wat je toevoegt om een gerecht te versterken of in balans te brengen. Gremolata is geen saus, maar een topping, bedoeld om een gerecht af te maken. Letterlijk pas op het allerlaatste moment, liefst aan tafel. Zodat het fris blijft en zich niet al uren in de stoof heeft kunnen mengen met vet en warmte. Zie je in recepten dat er olijfolie aan wordt toegevoegd? Dat kan lekker zijn, maar het is niet waar gremolata voor bedoeld is. Olie maakt zachter en ronder, terwijl gremolata juist bedoeld is om te doorbreken en op te frissen.

Waarom gremolata uit Noord-Italië komt (en niet uit het zuiden)

Gremolata komt uit Noord-Italië, en dat is geen toeval. Dit is een keuken die draait om stoven en rijke ingrediënten als boter, kaas, verse pasta en romige sauzen. Vlees suddert hier urenlang, risotto’s worden langzaam opgebouwd en sauzen krijgen de tijd om rond en diep van smaak te worden. Heerlijk, maar ook stevig als je er niets tegenover zet.

En dan ontstaat er iets als gremolata, niet voor de smaak — al voegt het zeker smaak toe — maar vooral een topping die contrast geeft. Iets rauws, fris en scherp dat het gerecht weer in balans brengt. Geen saus die meekookt, maar een topping die je pas op het allerlaatste moment, aan tafel, toevoegt.

Zoiets is in de Zuid-Italiaanse keuken veel minder nodig. Daar zitten zuur en frisheid al ingebakken in de basis: tomaat, citrus, olijfolie en kruiden spelen er een hoofdrol. Sauzen zijn lichter, bereidingen korter en smaken minder versmolten.

Over zuur: de smaakmaker die vaak wordt vergeten

Zuren zijn in de keuken vaak een beetje onderbelicht. We hebben het eindeloos over zout, vet en umami, maar zuur? Veel mensen voegen het pas op het laatst toe “voor de frisheid”, of — nog erger — vergeten het helemaal. Zo’n citroen staat er toch echt niet voor niets in een recept. Zuur is een belangrijke smaakbouwer. Het doet meerdere dingen tegelijk: het maakt gerechten frisser, scherper en lichter van smaak. Maar minstens zo belangrijk: zuur breekt vet. Niet alleen voor je gevoel, maar ook echt in de pan.

Zonder het al te scheikundig te maken — al ís koken natuurlijk gewoon scheikunde in de keuken — is het leuk om dit kort uit te leggen. Vetten bestaan uit lange, gladde moleculen die zich graag aan elkaar vastklampen. In een stoofgerecht — denk aan ossobuco, riblappen, sukade of kalfsschenkel — smelten die vetten samen met collageen uit het bindweefsel tot een saus die zacht, rond en diep smaakt. Heerlijk, maar ook behoorlijk overheersend.

En dan komt zuur goed van pas: het verstoort dat geheel. Op moleculair niveau zorgt zuur ervoor dat vetstructuren minder stabiel worden. Ze splijten niet volledig, maar worden wel opgebroken in kleinere deeltjes, waardoor ze zich anders gedragen op je tong. Het resultaat: het gerecht voelt minder log en zwaar. De smaken komen weer los van elkaar te staan, in plaats van samen te smelten tot één compacte eenheid.

Zuur is daarbij niet alleen citroen. Het kan net zo goed azijn zijn, of tomaat. Een scheutje rodewijnazijn, tomatenazijn of citroenazijn door een stoof en alles knapt er ineens van op. Gremolata heeft precies diezelfde functie: verfrissen en de smaken weer uit elkaar trekken.

In stoofgerechten zit vaak al zuur verstopt — tomaat, wijn, soms dat scheutje azijn aan het einde. Maar bij rijke, boterige stoof zoals ossobuco is dat vaak niet genoeg. Daar heb je een frisse tegenhanger nodig die niet heeft meegestoofd.

Variëren met gremolata (ja, dat mag dus gewoon)

De klassieke gremolata bestaat uit peterselie, citroenschil en knoflook. Dat is het uitgangspunt. Maar zolang je niet gaat sleutelen aan de kern — fris, zurig en vers/rauw — kun je er natuurlijk best mee variëren. Ik denk altijd: zo’n Italiaanse nonna pakt ook gewoon wat er op het aanrecht staat.

Zo voeg ik in mijn versie basilicum en roze peper toe. Basilicum geeft iets groens en fris en ruikt fantastisch. De roze peper is wat lastiger uit te leggen, maar je proeft het meteen: het is geen echte peper met hitte, eerder een soort pop. Licht pittig, een beetje bloemig, bijna fruitig. Het knapt zacht tussen je tanden en geeft precies dat kleine moment van verrassing, zonder te overheersen. Fris, maar met een randje.

Ook sinaasappelschil is een hele fijne variatie. Zachter en ronder dan citroen, perfect als de stoof net wat warmer en rijker van smaak is. Het geeft meteen iets feestelijks.

Munt kan ook, zeker bij lamsvlees of lichtere stoof — denk aan een groentestoof of een stoof met kip. En eigenlijk geldt: alle kruiden die frisheid en contrast brengen, kunnen werken. Denk aan oregano, basilicum of zelfs een heel klein beetje tijm. Maar houd het eenvoudig — zo is het namelijk ook bedoeld.

Waar eet je gremolata bij?

Klassiek hoort het natuurlijk bij ossobuco, maar daar stopt het niet. Gremolata werkt overal waar gerechten lang hebben gestoofd en zacht en rijk zijn geworden. Denk aan pappardelle met ragù, rund- of lamsstoof, gestoofde kalfsschenkel, maar ook bij langzaam gegaarde groenten of peulvruchten.

Zie het als een laatste handeling, geen ingrediënt — en soms zelfs als een troubleshooter. Je voegt het toe omdat je voelt dat een gerecht alles heeft, behalve dat frisse. Of omdat je in een stoof net iets te zware wijn hebt gebruikt, of de smaken stiekem wat te heftig zijn geworden. Dan gebruik je gremolata.

Basisrecept: Gremolata

Bereiding: ca 7 min

Ingrediënten

15 gr platte peterselie
1 takje basilicum
2 tenen knoflook
1 citroen, bio
1/8 tl roze peper
1/4 tl grof zeezout

Zo maak je het

Voorbereiden

  1. Haal de blaadjes van de takjes en hak de peterselie fijn. Snijd de grotere basilicumblaadjes in dunne reepjes - de kleine blaadjes kun je zo door de gremolata scheppen.

  2. Haal de schil van de knoflook en hak zo fijn mogelijk. Je kunt ook een knoflookpers gebruiken en de knoflook als een pasta door de gremolata mengen.

  3. Rasp de citroen.

Samenvoegen

  1. Schep alles samen met de roze peper en het grove zeezout door elkaar.

Serveren

  1. Serveer gremolata in een schaaltje aan tafel en voeg het pas op het bord toe. Niet eerder — dan verliest het z’n hele punt.

Zo eet ik gremolata het liefst: bij ossobuco en pappardelle con ragù

Tip bij gremolata: pappardelle con ragu

Pappardelle con ragu - linkje volgt

Pappardelle con ragu
Tip bij gremolata: Ossobuco met gremolata en polenta

Ossobuco - linkje volgt

Ossobuco
Volgende
Volgende

Alles over polenta maken + het basisrecept